I
We sloegen
boeken en doeken op.
We hielden
partituren bij.
We lieten
verdwijnen wat onbruikbaar was.
We creëerden
nieuwe.
Boeken
Doeken
We lazen ze voor
en begonnen bij een select publiek
tot ze in rijen
aanschoven.
We vormden
beelden, creëerden het effect
en schreven
geschiedenis.
We verlieten de
tunnel en traden
in het licht van
de nieuwe ochtend,
op muziek van
nieuwe partituren.
Ik heb in je
mond gehuild.
II
Ik wil kunnen
lezen in waardigheid van verval
want verscholen
skeletten vertellen geen verhalen,
en in catacomben
zijn doodsberichten een naakt blad,
een vergeten
luchtbel.
Vertel mij je
verhalen
laat ons
hallucineren
in de overgave
van je droom
Strikt genomen
is dat wat ons recht houdt.
Jij en ik, wij
gaan samen in het verdriet.
Wij vissen samen
op de woelige zee
en pikken de
brokstukken van wegdrijvende ruïnes.
Wij koesteren
die parels van het verleden
en kijken
ernaar, doodnerveus.
Ik zeg niets.
Jij zegt niets.
Wij luisteren
stil naar het geruis.
Ik zeg niets.
Jij zegt niets.
De straat waar
we woonden davert.
De wind streelt
de kleine beetjes bijeen
We verstaan zijn
woorden.
Winter.
De tent slaat
zijn palen op,
biedt ons
bescherming.
We krijgen
bezoek van een voorbij kruipende rat.
Winter.
Maar ach we
leven ons gewone leven.
In de keuken zet
je koffie
en buiten
wappert de was.
Ik zwijg uit
angst.
Jij zwijgt.
’s Avonds toon
je je verlepte borsten
en tellen we de
rimpels in onze lijven,
’s avonds, je
straalt, dit ene moment.
We vergeten even
de vlag die wappert op elke straathoek.
We horen enkel
onze vulgaire woorden.
Dit is heel even
ons moment.
III
Langzaam
druppelt het binnen, de haat van de oorlog.
Hoor.
De lach zindert
langzaam dichterbij
koelbloedig
strak gespannen over het donkere landschap,
bij elke kogel
zacht vlees doorborend.
Bloedrood kleurt
de aarde
enkel al bij de
gedachte.
Daag uit die man
voor een eeuwige dialoog.
Keer terug naar
de diplomatie.
Keer terug naar
de moraal.
Ooh moeder
vlucht,
neem mee de
broers en zussen.
Vlucht voor het
hellevuur van
de oververhitte
soldaat.
Vlucht voor de
haat
en de
ongedisciplineerdheid.
Vlucht in de
donkere bossen.
Vlucht in de
holen van de beer
en scherp je gehoor
voor het aankomende onheil.
Spreid je
vleugels voor de kinderen
en draag de
donder van de woeste moeder.
Negeer de eerste
stap in de voeding,
de minachting.
Negeer de tweede
stap in de voeding,
de
superioriteit.
I am the best.
Negeer de derde
stap van de rechtvaardiging,
de daad.
Maar leid ze
naar de weg van het betere leven.
IV
Bloedrood kleurt
de aarde
bij ieder
dondergerommel.
De bliksem
flitst en gloeit de hemel open
gesloten voor de
gewone daad en zijn opsomming.
Hoe edel is het
gelaat bij goden afstamming.
Kijk hoe het lot
hem slingert van de ene heldendaad naar de andere.
Hoe de vlam van
een vroegere liefde slechts als schim wegkwijnt.
Hoe de
hartstocht van lotgevallen zich verspreidt
in wraak van
zuur verdiend bloed.
Hoe elke
trektocht van stad naar stad in een doordrenkte aarde
de intocht als
Caesar vergruist in vrezende harten.
Hoe radeloos
uiteindelijk elk geweerschot in de stad
een razende
kreet door de nacht schreeuwt.
En sterven tot
een vast ritueel herleid wordt
uitgegoten in
een zwarte aarde van ruïnes.
V
Vrees niet
vluchtende moeder
laat je
onwrikbaarheid het kruin van je hart
niet tot eelt
verworden.
Laat de warmte
van je moederhart het hemelgewelf verlichten.
Aanschouw met
afschuw het uit de mist kloppende tankgeroffel.
Vertel de
verhalen tot ze in het geheugen geprent staan.
Ook al zijn het
constant weerkerende krankzinnige.
Ook al dragen ze
het onheilsteken van de dood.
VI
Laten we dan
ongewroken sterven.
VII
Ach moeder,
drapeer de
warmte in zachte kussens
zodat hun dromen
niet ontvlammen in woede.
Ach moeder,
toon de liefde
van de kokende branding
de steeds
herrijzende liefde na elke donkere nacht.