Soms denk ik, waar ben ik aan begonnen,
maar later wanneer
ik je zie
breek ik,
koop ik een land
en steek mijn hart erin.
Het licht zal er
zachtzinnig zijn
en koortsig
en druppels
dienstvaardig nat,
ogen spelen voyeur
en handen
doorschijnend wellustig.
We zitten op een
bank, eten roomijs
zwijgen en trekken
gekke bekken.
Het klinkt stom
maar niemand mag
aan je komen.
(Laatste gedicht uit het boek 'Als')
Geen opmerkingen:
Een reactie posten