woensdag 14 december 2016

Impotentia amore

Het is zo vreemd, het bleef zo koud,
het lid zo slap, wanneer de storm zo giert
door het lijf overstelpt met vleierijen.
De wilskracht gefnuikt door schaamte
en leeftijd door een zinloos stuk vlees.
Vervloekt die nederlaag van verzwakte lenden.
Het bed nog maagdelijk achtergelaten.

Is zij niet de vrouw van mijn leven?
De vrouw waarmee zoveel ware woorden
gesproken worden? De vrouw die mij
haar lijf schonk in pure overgave? Dat
volmaakte lijf dat mij genot schonk?
De vrouw die mij heer en meester noemt
en kust met warme ijver?

Ik ben een oude man met schaamte voor
zijn oude dag, de koud geworden ijver.
Een geknakte boom van macht ontnomen,
dolgedraaid door verloren zinnen.
Vol van lust bood ik mij aan, zij kreeg
geen man, slechts een herinnering.
Wat moet ik nu?

Die ogen gekluisterd in mijn ogen met
genegenheid zoals enkel zij dit bieden kan.
Ze laat me toe, vraagt niets alsof het genot
haar onverschillig laat. Ze kust me.
Ik mag haar minnaar zijn, zegt ze.
Elk hulpmiddel ten spijt blijft het stilletjes,
dit zinloos stuk levenloos vlees.

Ik ben de geknakte, met schaamte voor het onrecht
haar aangedaan. Ik lijk zedig in mijn leugen
terwijl een ieder zijn lust zou hebben terug-
gevonden bij deze vrouw. Variaties heb ik uitgedacht,
de Kamasutra bekeken. Maar mijn geslacht blijft
dood voor de stormen die zij door mijn lijf jaagt,
dood voor de zingende nimfen van verleiding.

Uren heb ik je verwend, lof toe bezongen, vertroeteld,
met liefde bejegend - jij was mijn feestmaal,
jij afvallige, ik heb je gedragen als een relikwie.
Jij bent de schandvlek van mijn lijf. De schande
van bemoedigende strelingen, de vernederaar
van de schaamstreek, de gevallen Icarus,
de gevallen ijdeltuit - jij vrucht-loze.

Het is zo vreemd, het lid zo slap, zo maagdelijk
voor de vrouw die mij haar lijf schonk met genot.
Ik ben een oude man met schaamte en ze kust me.
Ik mag haar minnaar zijn, zegt ze.
Mijn geslacht blijft dood voor de zingende nimfen.
Jij, gevallen ijdeltuit, uren heb ik je verwend.
Jij, schandvlek van mijn lijf.

zaterdag 10 december 2016

Titanengevecht


We verdiepen ons in diep blauwe ogen.
We vluchten in eigen weerbaarheid.
We sluiten elkaars geheime kamers af
onze ogen verborgen voor elkaar.
We talmen en wachten af
tot het slot openbreekt en hoofdpijn
ontploft van het wachten.
Doch we voelen nog steeds
een rijkdom van tedere verlangens.

Onze ogen gesloten openen zich langzaam,
ontsluiten zich voor een diepere feitelijkheid.
En dan is er dat beklemmende gevoel
elkaar te benoemen.
Het is onze soevereine vrijheid,
het  alleenrecht,
elkaars ogen gaar te koken
met onze betrouwbare adoratie.
Gestaag bouwen we aan ons litteken.

woensdag 26 oktober 2016

Die Afrikaanse taal het geen nuuswaarde meer nie (M.C. Botha)


Ek wil die liefde van jou taal
die klank van mooi woorde
die wind van klanke en kleure.
Laat me nog 'n bietjie van jou kos.
Wag een bietje.
           
Ik vraag niet wie je bent.
Ik vraag niet wat je bent.
Graag zou ik zo wijs zijn,
jij spiegel van mijn aangezicht.
De dood zal ons niet scheiden.

Sy blare vlieg stadig deur bibberende lug.
en bloeisels bloei in nagtelike kleure
sien wat vlieg paradeer
sê me wat ookal en laat me geniet.
Ek wil jou stroomeisie wees.

Zijn wij niet die statig eenheid,
de fierheid van dezelfde fout.
Ik spreek met lof oor die mooi woorde.           
die mij ophitsen as die prikkelpop.
Maar ja dat is geen nuuswaarde.


Onzin


Daar zik dan in de bibliotheek me boeke van
Szymborska en Tranströmer.
Al week nie wa gezegd of geschreve.
Zal’t gaan over afwezigheid.
Zal’t zijn nen allegro
of gewoon een sprookske.
Over politiek hek gene zin,
over kunst al evemin.
Iets zinnigs hek nie te zegge,
grenze wil’k nie verlegge
dus blijf’t bij dezen onzin.


Schelde


Sommige verdiepen zich in de rivier
die langs mijn woonplaats stroomt.
Weinige kennen zijn geschiedenis,
zijn platbodems, zijn galjoenen, zijn drakkars.
Ze wandelen langs dijken
opzoek naar rust,
staan niet stil bij de rijkdom,
de geheimen, de herinneringen.
Zeker het is aangenaam wandelen langs de oevers.
Wij genieten van onze suprematie
en denken:
‘Laten we de Schelde temmen.’
Maar ze behoort niemand toe.
Ze meander in haar vrijheid.
Ze ontspringt in Gouy, Frankrijk,
de Schelde, l’ Escaut, vroeger Scaldis.
Voorbij haar wereldhaven ligt de Noordzee,  
haar eindpunt.
Daar waar ik woon heeft ze een mengeling
van zout en zoet water.
Niet alle vissen overleven er,
men spreekt van een 40-tal.
Voor sommige bracht ze fortuin
of ook niet.
Voor andere ellende
of ook niet.
Misschien weet je niets van deze rivier.
Niet erg dan kan je niets vergeten,
geniet gewoon van zijn schoonheid.
Maar,
wat is de schoonheid van deze rivier?
Ik zou het niet weten,
beschrijvingen zijn overbodig.
Ze is er gewoon.
Geniet.